Insulineresistentie, is een stofwisselingsprobleem bij paarden en pony’s. Bij paarden of pony’s met insulineresistentie reageert het lichaam beperkt op het hormoon insuline. Het is meestal een gevolg van overgewicht en is een zeer grote risicofactor voor het ontwikkelen van hoefbevangenheid.
Insuline is belangrijk voor verschillende lichaamsfuncties, waaronder het handhaven de bloedsuiker (glucose) spiegel in het lichaam. Glucose is de belangrijkste energiebron voor de meeste lichaamscellen. Na het eten van een suikerrijke maaltijd stijgt de glucosewaarde in het bloed. Als reactie daarop gaat de alvleesklier insuline uit scheiden. Lichaamscellen, zoals in vet- en spierweefsel, hebben insuline nodig om glucose te gebruiken als brandstof.
Insulineresistentie (IR) ontstaat wanneer cellen in het lichaam, ondanks normale of verhoogde waardes in het bloed, minder gevoelig worden voor insuline. Hierdoor wordt de opname van glucose beperkt. Dat heeft als gevolg dat er meer insuline nodig is om glucose vanuit het bloed op te nemen in de cellen. Bij ernstige insulineresistentie, hoopt glucose zich op in het bloed en wordt de beschikbaarheid van energie voor cellen beperkt.
Overgewicht is de voornaamste oorzaak van IR. Daarbij speelt voeding een grote rol in het ontwikkelen van insulineresistentie. Wanneer een paard meer voer of rijker voer krijgt dan hij nodig heeft voor het onderhoud van zijn lichaam en de prestatie die hij moet leveren, zal het paard gewicht aankomen. Paarden die kampen met overgewicht hebben een groot risico op het ontwikkelen van IR. De ophoping van vetweefsel zorgt voor een milde ontstekingsreactie. De ontstekingscellen die hierbij vrijkomen zijn een oorzaak van de insulineresistentie.
Daarnaast kan een rantsoen met een hoog suiker- en zetmeelgehalte kan het ontwikkelen van insulineresistentie in gang zetten. Alle paarden die teveel gevoerd krijgen kunnen een beperkte gevoeligheid voor insuline ontwikkelen.
Een groot risico van IR is dat deze paarden een groot risico hebben op het ontwikkelen van hoefbevangenheid. Triggers voor hoefbevangenheid bij paarden met insulineresistentie kunnen zijn:
Een paard heeft mogelijk insulineresistentie als het paard:
Meer informatie over overgewicht en hoe je dit kan herkennen kan je op deze pagina vinden.
Daarnaast is het belangrijk om te weten dat niet alle paarden met overgewicht IR hebben. En dat ook paarden zonder overgewicht of met ondergewicht wel insuline resistent kunnen zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan paarden met PPID. Deze paarden kunnen ook insuline resistent zijn zonder overgewicht te hebben. Daarnaast hebben paarden met PPID hebben al een vergrootte kans op hoefbevangenheid.
Bij een sterke verdenking op IR kan zonder diagnose ook besloten worden om het dieet aan te passen.
De diagnose van insulineresistentie is alleen vast te stellen op basis van een bloedonderzoek. Voor dit bloedonderzoek moet het paard een nacht vasten en nemen we ’s ochtends bloed af om de bloedsuiker en insulinewaardes te meten. Een paard met insulineresistentie heeft meestal een hoog insulinegehalte en een normaal glucosegehalte. Ook kan gekozen worden om een glucosetolerantietest uit te laten voeren. Hiervoor moet het paard ook een nacht vasten en krijgt het een vaste hoeveelheid glucose toegediend. Vervolgens gaan we in de uren die daarop volgen de suiker en insuline spiegels in het bloed monitoren.
Gewichtsverlies is de belangrijkste maatregel in de strijd tegen insulineresistentie. Hiervoor is een aangepast rantsoen nodig. Bij succesvol gewichtsverlies kan de insulinegevoeligheid weer verbeteren. Ook wanneer er geen sprake is van overgewicht is een aangepast rantsoen essentieel om de risico’s van te beperken en te voorkomen dat de resistentie toeneemt.
Bij een negatieve diagnose, maar wel symptomen is het belangrijk om ook het rantsoen van het paard al aan te pakken. Een paard met symptomen kan in de toekomst alsnog insulineresistentie ontwikkelen. En daarbij is overgewicht zelf ook al een gezondheidsprobleem dat aangepakt dient te worden.
Wanneer de diagnose van insulineresistentie is gesteld of wanneer deze diagnose zeer aannemelijk is, moet het rantsoen van het paard aangepast worden. Belangrijke aspecten van het nieuwe rantsoen zijn:
Het rantsoen van een paard is afhankelijk van zijn voedingsbehoeften. Vooral voor paarden met gezondheidsproblemen, zoals insulineresistentie, is het belangrijk om het rantsoen goed af te stemmen op de behoeften en het probleem. Bovenstaande richtlijnen zijn de algemene richtlijnen. Uiteindelijk is het belangrijk om naar het specifieke paard zelf te kijken wat hij nodig heeft, wat risico’s zijn en wat wel en niet werkt voor dit specifieke paard. Tijdens een voedingsconsult staat dit specifieke paard centraal en wordt er een advies op maat opgesteld.
Als u op de hoogte wilt blijven van nieuwe ontwikkelingen binnen de praktijk, nieuw geschreven artikelen of nieuw binnen de paarden(geneeskunde)wereld kunt u zich hier opgeven voor de nieuwsbrief.